De  Kunstschilder

Jaap Schreurs

 

 

Menu
Home
De HOOGTEPUNTEN
De CATALOGUS
Geschreven over het werk
Geschreven over de persoon
Nieuws
Links
Tentoonstellingen overzicht
Contact
"https://jaap"https://jaap "https://jaap
 
 
citaten uit dagboekje 1940-45

Een paar citaten uit dagboek Jaap Schreurs 1940-1945

De eerzucht kan wel groote, maar nooit grootsche dingen tot stand brengen. Alleen wanneer het geloof de grondslag is van onze werken kan er een grootsche en verheven geest van uitstralen.

Schilderijen maken is nog geen scheppen. Scheppen is getuigen van de grootheid en oneindigheid des levens. Het is getuigen v/h groote onuitsprekelijke.

De middelmatigheid en de lauwheid haat ik. De mensch die niet het uiterste van zichzelf vergt, is het leven niet waard.

Ik zal mij op het leven werpen als een tijger op zijn prooi en het volkomen verslinden!

Er is vuur, water en ijs. Ik heb het vuur gekozen!

Het leven is een eeuwige strijd om te trachten steeds zuiverder te staan tegenover God.

Waarachtige kunst is een getuigenis van den grooten innerlijken strijd om het allerhoogste. Dan alleen kan zij den mensch met zuivere levenskracht bezielen.

Den Haag  Maart 1941

Een goed schilderij moet den mensch wakker schudden en de oogen openen voor het wonder van het leven.

Men moet bij het aanschouwen van een schilderstuk, de drang in zich voelen opkomen om God te aanbidden en Hem te danken voor het ontzagwekkende zijner openbaring.

Wie den mensch haat, haat God. Want de mensch is Zijn schepping. Immers, die mijn schilderijen haat, haat mij.

Kunst liegt niet.

April

Dat wat men gewoonlijk in de natuur leelijk noemt, kan in de kunst groote schoonheid worden.

Hoe dankbaar voel ik mij elke dag te mogen werken. Ik ben er zoo diep van doordrongen dat het leven niet ons eigendom is, maar eigendom een geschenk van God.

Daarom, maak iedere dag tot een ster aan den hemel der dagen.

Die Kunst ruht auf einer Art religiösem Sinn, auf einen tiefen unerschüttelichen Ernst; deswegen sie sich auch so gern mit der Religion vereinigt.

Goethe.

Jan 1942

De mensch kan God alleen dienen, dwz. van dienst zijn door Hem de gelegenheid te geven hem (den mensch) te dienen. Als wij denken Hem te dienen, dan is het in werkelijkheid God die zichzelve dient in ons ter wille van ons. Alles te samen, dat is God.

28 Nov. 1943

Is er wel een leed zwaarder te dragen dan eenzaamheid. Mijn God verlos mij toch van deze marteling.

Mei 1944

Ik zoek niet de idee waardoor een mensch bezield wordt, maar de ziel waardoor een idee bezield wordt.

Alleen een uiterste maakt gelukkig.

Om waarachtig kunstenaar te zijn moet men bezield zijn met een ideaal. Een idealist is altijd kunstenaar.

November ‘40

Wanneer ik bloemen schilder, dan wil ik geen mooi bouquetje in een aardig vaasje schilderen maar getuigen van het onzaglijke wonder v/d bloem.

Het Nu is een geschenk van God. Daarom benut ik het in Zijn Naam.

Daar gaat ze, een mensch op aarde ook zij, een zwerver, een klein meisje, mijn God, een verdoold leven, een zaadje.